1 Vraag en antwoord
2 Hoog en laag; veen en klei, ‘oersloten’
3 ‘De Fivel en hare verzanding’
4 Afleidingen
5 Wolddijk
6 Deling van het Fivelgoër Woldland
7 Buursterzuidwending en Stadsweg
8 Samenvatting
1 Vraag en antwoord
Wat hebben het veen, de Fivel en de Stadsweg met elkaar te maken?
De Stadsweg ligt op een dijk (de ‘Buursterzuidwending’) die vermoedelijk in de tweede helft van de 13e eeuw is aangelegd om het Fivelgoër deel van het Centrale Woldland in tweeën te delen. Dat was nodig omdat de oorspronkelijke ontwatering van dit gebied niet meer functioneerde. Een groot deel van het water dat daaruit loskwam, had oorspronkelijk naar de monding van de Fivel gestroomd, maar dat deed het niet meer. De oorzaak daarvan was tweeledig: het kwam door de daling van de bodem in het Centrale Woldland en door het dichtslibben van de Fivelboezem.
2 Hoog en laag; veen en klei, ‘oersloten’
De inrichting van Groningerland wordt in hoge mate bepaald door het reliëf en de veranderingen daarin. Aan de zeekant is het land hoog opgeslibd (het Hogeland), ten zuiden daarvan heeft veen gelegen, maar is de bodem gedaald door de ontginning daarvan. Ten tijde van de ontginningen zijn sloten gegraven die het water vanuit het hoge veen direct afvoerden naar de Hunze in het westen en de Fivel in het oosten. Ik noem die oude sloten ‘oersloten’.
De ‘oersloten’ hebben niet lang dienst gedaan. Hun functioneren stokte door de bodemdaling in het Centrale Woldland. Om die reden moesten afleidingskanalen worden gegraven, zoals de Oude Ae en (een deel van) het Westerwijtwerdermaar.
3 ‘De Fivel en hare verzanding’
Pieter Mennes Bos van het Zandtstervoorwerk in Zijldijk deed in het begin van de 20e eeuw onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het landschap. Zijn observaties en reconstructies zijn vooral bekend door het boek ‘De Fivel en hare verzanding’, dat ir. J. van Veen op basis van Bos’ aantekeningen maakte.
4 Afleidingen
Het dichtslibben van de Fivel en de Fivelbaai maakte het graven van nieuwe afleidingskanalen noodzakelijk: het Kardingermaar en (een deel van) het Westerwijtwerdermaar. Deze ingrepen dateren waarschijnlijk al van vóór de stichting van de kloosters (c. 1200).
5 Wolddijk
Omstreeks 1200 is het gedaalde Woldland omgeven met een ringdijk die moest voorkomen dat water van naburige hoge gronden binnen kon komen. In de dijk kwamen twee uitwateringssluizen: de Bedumerzijl en de Kardingerzijl.
6 Deling van het Fivelgoër Woldland
Het noordelijke deel van het Fivelgoër Woldland (het Vierendeel) is onderdeel geworden van het Winsumerzijlvest, het zuidelijke deel was voor zijn ontwatering aangewezen op het kanalensysteem van het Scharmerzijlvest, dat in Delfzijl op de Eems loosde. Het motief voor deze deling moet gezocht worden in de problematische afwatering van Duurswold, waar de bodem nog lager ligt dan in het Centrale Woldland.
7 Buursterzuidwending en Stadsweg
De scheiding tussen de beide delen van het Fivelgoër deel van het Woldland werd gevormd door de Buursterzuidwending. Dat is de waterkering waarop de Stadsweg ligt.
8 Samenvatting
De besproken ontwikkeling wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van enkele kaartjes.
Omvang van het PDF-bestand: 8 MB