In oude bronnen stuiten we vaak op topografische namen die nu niet meer voorkomen. Lang niet altijd is duidelijk welke objecten met die namen werden aangeduid. Voorbeelden daarvan zijn het ‘Menrediep’, de ‘Metelenwal’ en ‘Zoutziederswal’. Aan de hand van de jaarlijkse rekeningen van de stadsrentmeester en andere seriële bronnen is soms te achterhalen welke topografische elementen achter deze namen schuilgaan. De namen van de pachters van percelen, de jaarlijks te betalen pachtsommen en de volgorde waarin de pachters worden opgesomd helpen bij het identificeren van percelen en de ligging ervan. Soms kan een incidentele nadere topografische aanwijzing duidelijkheid verschaffen. In de hierna volgende aantekeningen wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de topografie van het laatmiddeleeuwse-vroegmoderne Groningen ten westen van de A.
Omvang van het PDF-bestand: 2 MB