
1. Richtingen en grenzen
2. ‘Oersloten’, Boterdiep en Kardingermaar
3. Oude Ae en Westerwijtwerdermaar
4. De verzanding van de Fivel en haar gevolgen
5. De Wolddijk en de deling van het Woldland
1. Richtingen en grenzen
In de ontwikkeling van het tussen Hunze en Fivel gelegen Centrale Woldland zijn twee fasen te onderscheiden. Tijdens de eerste is het hoogveen verdwenen, tijdens de tweede is de verkaveling tot stand gekomen die we ook vandaag nog zien.
De ontginners kwamen van drie kanten: vanuit het westen, het noorden en het noordoosten.
2. ‘Oersloten’, Boterdiep en Kardingermaar
Zowel aan de west- als aan de oostkant van het voormalige veengebied zijn enkele sloten te zien die vanuit het veen water hebben afgevoerd naar Hunze en Fivel. Ook het Boterdiep en het Kardingermaar moeten al in een vroeg stadium van de ontwikkeling zijn gegraven. Bij de aanleg van het Boterdiep tussen Bedum en Onderdendam kan Sint Walfridus betrokken zijn geweest.
3. Oude Ae en Westerwijtwerdermaar
In de stroken tussen het resterende hoogveen en de hoge oeverwallen langs Hunze en Fivel verzamelde zich water dat niet via natuurlijke weg kon afstromen. Om dat kwijt te raken heeft men in het westen de Oude Ae gegraven en in het oosten enkele kanaaltjes die later onderdeel zijn geworden van het Westerwijtwerdermaar.
4. De verzanding van de Fivel en haar gevolgen
Het dichtslibben van de Fivelboezem, de Fivel zelf en het Dellekanaal tussen Middelstum en Oldfort verstoorde de waterhuishouding: het water van het Centrale Woldland – waar het veen was verdwenen en de bodem gedaald – kon niet meer weg. Om die reden is het Kardingermaar naar het noorden respectievelijk westen afgeleid om daar op de benedenloop van de Hunze te lozen, het Westerwijtwerdermaar is aangesloten op het nog watervoerende deel van de Fivel en de Delf, zodat het door dit kanaal afgevoerde water uiteindelijk in de Eems uitkwam.
5. De Wolddijk en de deling van het Woldland
Om het lage Woldland te beschermen tegen water van buitenaf is omstreeks 1200 de Wolddijk gelegd.
De afleiding van het Westerwijtwerdermaar in zuidelijke richting was geen succes: in het gebied tussen Oosterdijkshorn, Ten Post en Garrelsweer kwamen zoveel waterlopen bij elkaar dat het lage Duurswold zijn water niet meer kwijt kon. De oplossing werd gevonden in de splitsing van het Fivelgoër Woldland door de aanleg van de Buursterzuidwending (Stadsweg), afdamming van het Westerwijtwerdermaar bij Dijkshorn en de omkering van de stroomrichting in dat maar, zodat het water daarvan nu ook naar het noorden, respectievelijk westen ging lopen (c. 1250).
Een oud zijlvestboekje laat zien dat de ingezetenen van Bedum en omstreken vanaf het eerste begin bij de organisatie van het Winsumerzijlvest betrokken zijn geweest.
Omvang van het PDF-bestand: 13 MB