8.1 Het Westerdiep naar Wierum
8.2 Noorddijk, Wetsingerzijl en Westerdijk
8.3 De Stadshamrikken
8.4 Selwerd en Paddepoel
8.1 Het Westerdiep naar Wierum
Het tot stand komen van het Aduarderdiep maakte ook een verdere verbetering mogelijk van de waterafvoer van Hoogkerk en Leegkerk (Lieuwerderwolde) en Dorkwerd. Daardoor kon de in 1360 gegraven zijltocht tussen Dorkwerd en Wierum gebruikt worden om de lus af te snijden die de Drentse A over de Mude in de Paddepoel maakte. Zo kwam de huidige loop van het Reitdiep tot stand.
8.2 Noorddijk, Wetsingerzijl en Westerdijk
Anders dan Middelbert en Engelbert was Noorddijk voor zijn afwatering nog volledig aangewezen op de Hunzebedding. In 1408 kwam aan die situatie een einde. In dat jaar stond het Winsumerzijlvest het kerspel Noorddijk toe om via zijn watergangen af te wateren.
Kort nadat voor Noorddijk een oplossing werd gevonden, kreeg ook het lage land dat opgesloten lag tussen Ubbega en de Wolddijk, een nieuwe uitwatering. Dat blijkt uit een akte van 19 juni 1410 over de bouw van de Wetsingerzijl.
Van oorsprong heeft ook het land ten westen van de Drentse A gewoon op die rivier afgewaterd. In de 14e eeuw hebben Lieuwerderwolde en Dorkwerd zich naar het westen gewend en ook de Hoenen – twee polders buiten de Apoort – kregen toestemming om gebruik te maken van de watergangen van Lieuwerderwolde en Dorkwerd. Deze gebieden gingen deel uitmaken van het Aduarderzijlvest. De goede staat van de westelijke dijk langs de Drentse A (Hoornsediep en Reitdiep) was voor die organisatie van het grootste belang. In 1422 horen we voor het eerst van een regeling voor het schouwen en het onderhoud van deze dijk, tussen het Hooihuis in het noorden via de Pishorn ter hoogte van Corpus den Hoorn naar het zuiden tot aan Paterswolde. Het bij het dijksonderhoud betrokken gebied werd toepasselijk ‘Westerdijk’ genoemd.
8.3 De Stadshamrikken
Ook het Groninger Oosterhamrik behoorde tot de gebieden waarvan de afwatering gehinderd werd door de afleiding van de Hunze. In 1424 kreeg ook dit deel van de ‘Stadstafel’ toestemming om via de Scharmerzijl op de Eems te lozen. Ten behoeve van de afvoer van het Groninger water is het Damsterdiep gegraven, dat ook als scheepvaartkanaal dienst ging doen.
In 1434 volgde het Groninger Westerhamrik, dat ingesloten lag tussen het Westerdiep (Reitdiep) en het Selwerderdiep. Ook de belangrijkste punten van de inlatingsakte van 10 november 1434 zijn opgenomen.
8.4 Selwerd en Paddepoel
Het klooster Selwerd en de andere landeigenaren in Selwerd en Paddepoel verkeerden in dezelfde situatie als het Westerhamrik, maar kozen voor een andere oplossing. Zij kregen in 1435 toestemming om hun water via de Aduarderzijl te lozen. Daartoe moest ten zuiden van Dorkwerd een ‘onderleiding’ worden gemaakt via welke het Selwerder en Paddepoelster water onder het Reitdiep door naar het westen kon stromen.
Omvang van het PDF-bestand: 12 MB
Het tot stand komen van het Aduarderdiep maakte ook een verdere verbetering mogelijk van de waterafvoer van Hoogkerk en Leegkerk (Lieuwerderwolde) en Dorkwerd. Daardoor kon de in 1360 gegraven zijltocht tussen Dorkwerd en Wierum gebruikt worden om de lus af te snijden die de Drentse A over de Mude in de Paddepoel maakte. Zo kwam de huidige loop van het Reitdiep tot stand.
8.2 Noorddijk, Wetsingerzijl en Westerdijk
Anders dan Middelbert en Engelbert was Noorddijk voor zijn afwatering nog volledig aangewezen op de Hunzebedding. In 1408 kwam aan die situatie een einde. In dat jaar stond het Winsumerzijlvest het kerspel Noorddijk toe om via zijn watergangen af te wateren.
Kort nadat voor Noorddijk een oplossing werd gevonden, kreeg ook het lage land dat opgesloten lag tussen Ubbega en de Wolddijk, een nieuwe uitwatering. Dat blijkt uit een akte van 19 juni 1410 over de bouw van de Wetsingerzijl.
Van oorsprong heeft ook het land ten westen van de Drentse A gewoon op die rivier afgewaterd. In de 14e eeuw hebben Lieuwerderwolde en Dorkwerd zich naar het westen gewend en ook de Hoenen – twee polders buiten de Apoort – kregen toestemming om gebruik te maken van de watergangen van Lieuwerderwolde en Dorkwerd. Deze gebieden gingen deel uitmaken van het Aduarderzijlvest. De goede staat van de westelijke dijk langs de Drentse A (Hoornsediep en Reitdiep) was voor die organisatie van het grootste belang. In 1422 horen we voor het eerst van een regeling voor het schouwen en het onderhoud van deze dijk, tussen het Hooihuis in het noorden via de Pishorn ter hoogte van Corpus den Hoorn naar het zuiden tot aan Paterswolde. Het bij het dijksonderhoud betrokken gebied werd toepasselijk ‘Westerdijk’ genoemd.
8.3 De Stadshamrikken
Ook het Groninger Oosterhamrik behoorde tot de gebieden waarvan de afwatering gehinderd werd door de afleiding van de Hunze. In 1424 kreeg ook dit deel van de ‘Stadstafel’ toestemming om via de Scharmerzijl op de Eems te lozen. Ten behoeve van de afvoer van het Groninger water is het Damsterdiep gegraven, dat ook als scheepvaartkanaal dienst ging doen.
In 1434 volgde het Groninger Westerhamrik, dat ingesloten lag tussen het Westerdiep (Reitdiep) en het Selwerderdiep. Ook de belangrijkste punten van de inlatingsakte van 10 november 1434 zijn opgenomen.
8.4 Selwerd en Paddepoel
Het klooster Selwerd en de andere landeigenaren in Selwerd en Paddepoel verkeerden in dezelfde situatie als het Westerhamrik, maar kozen voor een andere oplossing. Zij kregen in 1435 toestemming om hun water via de Aduarderzijl te lozen. Daartoe moest ten zuiden van Dorkwerd een ‘onderleiding’ worden gemaakt via welke het Selwerder en Paddepoelster water onder het Reitdiep door naar het westen kon stromen.
Omvang van het PDF-bestand: 12 MB