2.1 Een oorkonde uit 1285
2.2 De politieke en geografische achtergrond
2.3 De tekst
2.4 Interpretatie
2.5 Nawerking
2.1 Een oorkonde uit 1285
Een van de oudste oorkonden in de Groninger Archieven gaat over een waterstaatkundig probleem, maar de precieze inhoud van de tekst laat zich moeilijk duiden. Zeker is dat abt en convent van Aduard in het laatst van de 13e eeuw een geschil hadden met de ingezetenen van ‘Oosterwolde en Go’ over een waterloop die ‘de Growe’ werd genoemd en dat scheidsrechters een regeling hebben getroffen waaraan beide partijen zich moesten houden.
2.2 De politieke en geografische achtergrond
Oosterwolde en Go maken deel uit van het gebied dat in 1040, samen met de villa Gruoninga, door koning Hendrik III aan de Utrechtse kerk is gegeven. Aangenomen mag worden dat de schenking een rol gespeeld heeft bij de inrichting van het ten oosten van de Hunze gelegen deel van het Gorecht.
De Utrechtse bisschop Hartbert gaf het kerkelijke bezit in het uiterste noorden in erfelijk leen aan zijn broer, die zich ‘prefect in Groningen’ noemde. Niet lang daarna werd te Aduard een cisterciënser klooster gesticht, dat al spoedig brandstof ging winnen in de omgeving van het Zuidlaardermeer. Uit enkele akten uit de tweede helft van de 13e eeuw blijkt dat de Aduarders grote belangen hadden in het oostelijke deel van de marke van Zuidlaren, in dat gebied een ‘uithof’ bezaten (Everswolde) en betrokken waren bij de loop van de Hunze en de scheepvaart over die waterweg.
Ondertussen waren de Groningse prefecten betrokken geraakt bij de onderlinge strijd van de Ommelander landschappen en bij de oorlog tussen de Drenten en de bisschop. Halverwege de 13e eeuw was de rol van de prefecten in de stad Groningen uitgespeeld en bepaalde het stadsbestuur de koers. De prefecten hielden nog wel zeggenschap in het Gorecht.
2.3 De tekst
De opsomming van de natuurlijke en rechtspersonen die betrokken waren bij de beslechting van het geschil is illustratief voor de grensoverschrijdende aard van de waterproblematiek: Drenten, Ommelander Friezen, Groningers en Utrechtse kolonisten – allen behorend tot verschillende rechtskringen – hebben de akte bezegeld.
2.4 Interpretatie
De scheidsrechters erkenden de ernst van de problemen die beide partijen bedreigden. Die van Oosterwolde en Go mochten de dam houden die ze in Groeve hadden gelegd, maar moesten de tegenpartij helpen om het bovenwater uit hun landerijen te houden. Daartoe zou op Drentse bodem een ‘zuidwending’ (dwarsdijk) aangelegd worden die zou aansluiten op een oude kering, die ‘Geraldeswere’ werd genoemd. De Aduarders van hun kant zouden een dam moeten onderhouden zoals ze dat ook vroeger hadden gedaan.
2.5 Nawerking
Het ophouden van het Hunzewater was voor de benedenstrooms gelegen gebieden van groot belang. De akte van 1285 bepaalde dat de inwoners van die gebieden daartoe op vreemde bodem maatregelen mochten of moesten nemen.
Later zal blijken dat deze belanghebbenden zich verplichtten om op dit terrein samen te werken. Enkele 14e-eeuwse bronnen getuigen daarvan. Maar ook veel later is nog sprake van de verplichting tot het ‘houden van de panden’ in Drenthe.
Omvang van het PDF-bestand: 49 MB
Een van de oudste oorkonden in de Groninger Archieven gaat over een waterstaatkundig probleem, maar de precieze inhoud van de tekst laat zich moeilijk duiden. Zeker is dat abt en convent van Aduard in het laatst van de 13e eeuw een geschil hadden met de ingezetenen van ‘Oosterwolde en Go’ over een waterloop die ‘de Growe’ werd genoemd en dat scheidsrechters een regeling hebben getroffen waaraan beide partijen zich moesten houden.
2.2 De politieke en geografische achtergrond
Oosterwolde en Go maken deel uit van het gebied dat in 1040, samen met de villa Gruoninga, door koning Hendrik III aan de Utrechtse kerk is gegeven. Aangenomen mag worden dat de schenking een rol gespeeld heeft bij de inrichting van het ten oosten van de Hunze gelegen deel van het Gorecht.
De Utrechtse bisschop Hartbert gaf het kerkelijke bezit in het uiterste noorden in erfelijk leen aan zijn broer, die zich ‘prefect in Groningen’ noemde. Niet lang daarna werd te Aduard een cisterciënser klooster gesticht, dat al spoedig brandstof ging winnen in de omgeving van het Zuidlaardermeer. Uit enkele akten uit de tweede helft van de 13e eeuw blijkt dat de Aduarders grote belangen hadden in het oostelijke deel van de marke van Zuidlaren, in dat gebied een ‘uithof’ bezaten (Everswolde) en betrokken waren bij de loop van de Hunze en de scheepvaart over die waterweg.
Ondertussen waren de Groningse prefecten betrokken geraakt bij de onderlinge strijd van de Ommelander landschappen en bij de oorlog tussen de Drenten en de bisschop. Halverwege de 13e eeuw was de rol van de prefecten in de stad Groningen uitgespeeld en bepaalde het stadsbestuur de koers. De prefecten hielden nog wel zeggenschap in het Gorecht.
2.3 De tekst
De opsomming van de natuurlijke en rechtspersonen die betrokken waren bij de beslechting van het geschil is illustratief voor de grensoverschrijdende aard van de waterproblematiek: Drenten, Ommelander Friezen, Groningers en Utrechtse kolonisten – allen behorend tot verschillende rechtskringen – hebben de akte bezegeld.
2.4 Interpretatie
De scheidsrechters erkenden de ernst van de problemen die beide partijen bedreigden. Die van Oosterwolde en Go mochten de dam houden die ze in Groeve hadden gelegd, maar moesten de tegenpartij helpen om het bovenwater uit hun landerijen te houden. Daartoe zou op Drentse bodem een ‘zuidwending’ (dwarsdijk) aangelegd worden die zou aansluiten op een oude kering, die ‘Geraldeswere’ werd genoemd. De Aduarders van hun kant zouden een dam moeten onderhouden zoals ze dat ook vroeger hadden gedaan.
2.5 Nawerking
Het ophouden van het Hunzewater was voor de benedenstrooms gelegen gebieden van groot belang. De akte van 1285 bepaalde dat de inwoners van die gebieden daartoe op vreemde bodem maatregelen mochten of moesten nemen.
Later zal blijken dat deze belanghebbenden zich verplichtten om op dit terrein samen te werken. Enkele 14e-eeuwse bronnen getuigen daarvan. Maar ook veel later is nog sprake van de verplichting tot het ‘houden van de panden’ in Drenthe.
Omvang van het PDF-bestand: 49 MB