3.1 De verzanding van de Fivel
3.2 Kardingermaar en Westerwijtwerdermaar
3.3 De Wolddijk
3.4 De deling van het Fivelgoër Woldland
3.1 De verzanding van de Fivel
Het dichtslibben van de Fivelboezem heeft – in combinatie met de dalende bodem in de veengebieden – vérstrekkende gevolgen gehad voor de waterhuishouding in Groningerland.
Pieter Mennes Bos was landbouwer op het Zandster Voorwerk in Zijldijk en is bekend geworden door zijn onderzoek naar de Fivel. Zijn aantekeningen zijn na zijn dood bewerkt en uitgegeven onder de titel ‘De Fivel en hare verzanding’. Bos’ onderzoek is nog altijd van belang door de waarnemingen die hij deed.
3.2 Kardingermaar en Westerwijtwerdermaar
Als gevolg van de opslibbing in de Fivelbaai kon het Kardingermaar niet meer lozen via het Dellekanaal. Daardoor raakte het water uit het zuidoostelijke (Fivelgoër) deel van het Centrale Woldland opgesloten. Ook het water in de strook tussen het resterende veen en de oeverwal langs de Fivel kon niet meer weg.
Ter oplossing van dit probleem zijn twee samenhangende – en gezien het grensoverschrijdende karakter ervan – opmerkelijke maatregelen genomen:
• het Kardingermaar is aangesloten op het Hunsingoër watersysteem, dat bij Winsum in de Hunze uitkwam
• er is een verbinding tot stand gebracht tussen het Westerwijtwerdermaar en de ‘oersloot’ die vanaf het huidige Oosterdijkshorn naar Ten Post liep; vandaar stroomde het water via de nog functionerende bedding van de Fivel naar de Delf en verder naar de Eems.
Deze ingrepen veronderstellen samenwerking tussen Hunsingo en Fivelgo: Hunsingoër water gaat naar Fivelgo stromen, Fivelgoër water naar Hunsingo.
3.3 De Wolddijk
Door de daling van de bodem in het Centrale Woldland dreigde het water vanuit de omringende hogere gronden het gebied van de Woldmannen of ‘Woltsaten’ binnen te komen. Dat het niet bij dreiging bleef, blijkt uit de geulsporen die de hoogtekaart laat zien. Als die inderdaad zijn ontstaan in de periode dat het veen al geheel of grotendeels was verdwenen, heeft het Woldland omvangrijke overstromingen te verwerken gekregen.
Wie een dijk legt om vreemd water buiten de houden moet een oplossing bedenken voor het eigen water. De dijk houdt immers niet alleen water buiten, maar ook binnen. Om dat kwijt te raken hebbend de ‘Woltsaten’ gaten in de dijk moeten maken die desgewenst gesloten en weer geopend konden worden: de Bedumerzijl en Kardingerzijl.
3.4 De deling van het Fivelgoër Woldland
Het Fivelgoër deel van het Centrale Woldland vertoont een uniforme verkaveling waarvan de lijnen zuidwest-noordoost zijn georiënteerd. Het noordelijke deel is onderdeel geworden van het (Hunsingoër) Winsumerzijlvest, terwijl het zuidelijke deel, gelegen tussen de Stadsweg in het noorden en de Grasdijk in het zuiden, bij het Scharmerzijlvest hoorde en via de Delf op de Eems bleef lozen. De waterscheiding loopt dwars door de kerspelen Garmerwolde en Ten Boer.
Deze merkwaardige situatie is vermoedelijk het resultaat van een overeenkomst tussen Hunsingo en Fivelgo, bedoeld om de druk op het Fivelgoër afwateringssysteem te verminderen en ruimte te scheppen voor de ontwatering van Duurswold, waar de bodem nog lager ligt dan in het Centrale Woldland.
Omvang van het PDF-bestand: 14 MB