3.1 De Acht Zijlvesten
3.2 Een oorkonde uit 1321-1322
3.3 Vragen en antwoorden
3.4 Het Nieuwe Gat later
3.1 De Acht Zijlvesten
Als gevolg van de ontwatering en exploitatie van het veen daalde de bodem in grote delen van Groningerland. Om het land tegen overstromingen te beschermen moest een dijk worden gelegd met zijlen waarlangs het overtollige water kon worden gespuid.
In het jaar 1301 merken we voor het eerst iets van een waterstaatkundige organisatie, die waarschijnlijk tot doel had de lage landen tegen het Drentse en ander ‘vreemde’ water te beschermen. De organisatie heette ‘de Acht Zijlvesten’. In 1385 werd ze vertegenwoordigd door de pastoors van Siddeburen, Schildwolde, Slochteren, Scharmer en Garmerwolde, Zuidwolde, Noordwolde en Bedum.
3.2 Een oorkonde uit 1321-1322
Vertaling van de teksten van 1 augustus 1321 en 24 februari 1322, met commentaar.
3.3 Vragen en antwoorden
De teksten hebben betrekking op een nieuwe afwateringssloot (‘het Nieuwe Gat’), die ten westen van het latere Noorderhoogebrug in de Hunze uitkwam. Daar, bij de huidige Oude Adorperweg, moest een sluis komen waarmee de lozing kon worden geregeld van water dat afkomstig was uit het dalende achterland. Het gaat dan om een gedeelte van het ‘Centrale Woldland’, waarvan het zuidelijke deel (Vierendeel) bij Fivelgo en het noordelijke deel (Innersdijk) bij Hunsingo hoorde.
3.4 Het Nieuwe Gat later
Hoe lang het Nieuwe Gat als afwateringskanaal voor het Woldgebied heeft gefunctioneerd is niet bekend. Duidelijk is wel dat opslibbing in de Hoge Paddepoel niet bevorderlijk was voor een vlotte afvoer van het water. Dat betekent dat Innersdijk waarschijnlijk niet lang plezier heeft gehad van het Nieuwe Gat.
In 1408 werd Noorddijk ‘ingelaten’ in het Winsumerzijlvest, hetgeen betekent dat het Noorddijkster water vanaf dat jaar onder meer via Innersdijk naar het noorden mocht afstromen, in de richting van het Winsumerdiep. Daaruit valt op te maken dat Innersdijk zelf zich voor zijn afwatering al eerder naar het noorden heeft gewend.
Omvang van het PDF-bestand: 8 MB
Als gevolg van de ontwatering en exploitatie van het veen daalde de bodem in grote delen van Groningerland. Om het land tegen overstromingen te beschermen moest een dijk worden gelegd met zijlen waarlangs het overtollige water kon worden gespuid.
In het jaar 1301 merken we voor het eerst iets van een waterstaatkundige organisatie, die waarschijnlijk tot doel had de lage landen tegen het Drentse en ander ‘vreemde’ water te beschermen. De organisatie heette ‘de Acht Zijlvesten’. In 1385 werd ze vertegenwoordigd door de pastoors van Siddeburen, Schildwolde, Slochteren, Scharmer en Garmerwolde, Zuidwolde, Noordwolde en Bedum.
3.2 Een oorkonde uit 1321-1322
Vertaling van de teksten van 1 augustus 1321 en 24 februari 1322, met commentaar.
3.3 Vragen en antwoorden
De teksten hebben betrekking op een nieuwe afwateringssloot (‘het Nieuwe Gat’), die ten westen van het latere Noorderhoogebrug in de Hunze uitkwam. Daar, bij de huidige Oude Adorperweg, moest een sluis komen waarmee de lozing kon worden geregeld van water dat afkomstig was uit het dalende achterland. Het gaat dan om een gedeelte van het ‘Centrale Woldland’, waarvan het zuidelijke deel (Vierendeel) bij Fivelgo en het noordelijke deel (Innersdijk) bij Hunsingo hoorde.
3.4 Het Nieuwe Gat later
Hoe lang het Nieuwe Gat als afwateringskanaal voor het Woldgebied heeft gefunctioneerd is niet bekend. Duidelijk is wel dat opslibbing in de Hoge Paddepoel niet bevorderlijk was voor een vlotte afvoer van het water. Dat betekent dat Innersdijk waarschijnlijk niet lang plezier heeft gehad van het Nieuwe Gat.
In 1408 werd Noorddijk ‘ingelaten’ in het Winsumerzijlvest, hetgeen betekent dat het Noorddijkster water vanaf dat jaar onder meer via Innersdijk naar het noorden mocht afstromen, in de richting van het Winsumerdiep. Daaruit valt op te maken dat Innersdijk zelf zich voor zijn afwatering al eerder naar het noorden heeft gewend.
Omvang van het PDF-bestand: 8 MB